De sleutel voor een efficiënte melkproductie is de ruwvoerkwaliteit. Want alleen met goed verteerbare, energierijke ruwvoercomponenten kunnen goede resultaten behaald worden. Precies op dat punt zijn er grote verschillen tussen individuele bedrijven. Eén van de mondiaal belangrijkste ruwvoercomponenten is maïs en opdat u zich in de wat rustigere wintermaanden zo goed mogelijk kunt voorbereiden op het aanstaande maïsseizoen, hebben we gesproken met een expert. Martin Cazot is marketingmanager op het gebied van maïs voor Europa, Turkije en Rusland bij de coöperatie Limagrain (LG) en heeft ons enkele nuttige tips aan de hand gedaan.
JACQUES BERNARD CHRISTINE MASSFELLER
Legt u ons alstublieft in het kort even de activiteiten van Limagrain uit.
‘Limagrain is een Franse coöperatie, die gespecialiseerd is in de teelt en ontwikkeling van veldvruchten en groenten. Daarbij proberen we soorten te kweken voor alle verschillende regio’s en productieomstandigheden, waardoor we jaarlijks ongeveer vijftien procent van de omzet investeren in onderzoek en ontwikkeling. Zo kunnen we garanderen dat de genetische portfolio en het selectieprogramma altijd up to date zijn.’
Hoe moeten we ons dat onderzoek en die ontwikkelingen op dit gebied voorstellen?
‘Ik richt me even op maïs. We willen maïshybriden produceren, die passen bij de verschillende eisen van onze klanten. Daarvoor moeten we die eerst nauwkeurig analyseren en vervolgens maïshybriden produceren, die voldoen aan die eisen. Het duurt lang voordat een maïshybride bij LG officieel erkend en verkocht wordt. Die moet daarvoor voldoen aan meerdere criteria. Zo moet een nieuwe soort bijvoorbeeld anders zijn dan alle andere soorten, homogeen zijn en niet veranderen in de loop der tijd. Is voldaan aan alle criteria dan kunnen de maïshybriden op de markt komen, waar ze gemiddeld vijf tot zes jaar beschikbaar zijn. Enkele schoppen het zelfs tot 15 jaar in de verkoop. Daarbij moet bedacht worden dat de genetische vooruitgang ongeveer 0,1 ton per hectare per jaar is. Dat betekent dat een tien jaar oude soort gemiddeld een ton minder opbrengt, maar door andere voordelen voor bepaalde regio’s toch interessant kan blijven.’
Wat is de uitdaging bij het ontwikkelen van maïshybriden?
‘Bij het onderzoek van LG moeten we een duidelijk onderscheid maken tussen korrelmaïs en snijmaïs. Voor korrelmaïs is een hoog korrelaandeel en een plant die tot laat in de herfst stabiel blijft, een vereiste. Daarom hebben deze soorten een beduidend hoger aandeel lignine, wat op grond van zijn onverteerbaarheid voor voeding als snijmaïs een groot nadeel zou zijn. Aan het eind van de zeventiger jaren heeft Limagrain voor het eerst een zoötechnoloog aangesteld om de diervoeding te verankeren in de bedrijfsfilosofie. Sindsdien is voedering een wezenlijk onderdeel, als het gaat om onderzoek en ontwikkeling en de medewerkers worden daarvoor regelmatig bijgeschoold.’
Als we ons richten op de melkkoe; welke aspecten zijn dan van belang?
‘We willen voor elk rantsoen de beste snijmaïs aanbieden. Daarom is het bij de soortenontwikkeling en -selectie niet alleen belangrijk waar en onder welke omstandigheden de maïs wordt verbouwd, maar ook hoe die vervolgens gevoerd wordt. Als een bedrijf 70% maïs in het rantsoen heeft, is daarvoor een soort aan te raden met een hoge vezelverteerbaarheid en een hoger aandeel darmverteerbaar zetmeel, om het risico op pensverzuring te vermijden. Voor een bedrijf dat echter slechts een klein aandeel maïs voert, zijn soorten met meer zetmeel alsmede een hoger aandeel pensverteerbaar zetmeel interessant. Doorslaggevend is echter in beide gevallen, dat we een zo hoog mogelijke opbrengst van eigen grond willen bereiken, zodat de bedrijven minder hoeven aan te kopen.’
Wat kan ik als boer het beste doen, om een zo goed mogelijke beslissing te nemen en welke Return of Investment mag ik verwachten?
‘In de West-Europese landen wordt de verkoop en de advisering overwegend afgewikkeld door externe handelspartners, die over voldoende informatiemateriaal en ervaring beschikken. Als het nodig is, zijn we ten allen tijde beschikbaar en kunnen we een expert ergens heen sturen. Speciaal voor herkauwers hebben we een bedrijfsinterne rubriek ingevoerd, de LGAN (LG Animal Nutrition). Daarbij gaat het om een collectie van soorten met een goede verteerbaarheid en een hoge energiedichtheid. Die soorten worden in opdracht van ons in zeven verschillende landen, door officiële instituten, economisch onderzocht. In uitgebreide onderzoeken, van uitzaai tot voeding, kon daarbij geconcludeerd worden, dat alleen door een geoptimaliseerde soortkeuze de productie aantoonbaar verhoogd kon worden met 0,5 tot 3 kg melk per koe per dag.’
Dat zijn enorme cijfers! Het geweldige is dat boeren elk jaar de mogelijkheid hebben om hun ruwvoer te verbeteren, in de fokkerij zijn daarvoor meerdere jaren en generaties nodig…
‘Precies! In de fokkerij wordt zorgvuldig geselecteerd op melkproductie, maar via de optimalisatie van de ruwvoerplanning zijn de financiële resultaten veel sneller te verbeteren. Bij LG willen we de bedrijven ertoe aanzetten om zich enkele dagen per jaar intensiever bezig te houden met thema’s als soortkeuze of een verbeterde organisatie van de oogst. Dat zou op veel bedrijven voor het hele jaar een grote, positieve impact hebben.’
‘In de fokkerij wordt zorgvuldig gefokt op melkproductie, terwijl via de optimering van de ruwvoerplanning de financiële resultaten veel sneller te verbeteren zijn.’
In hoeverre speelt de organisatie van de oogst daarbij een rol?
‘Actuele cijfers van onderzoeken laten zien dat in Frankrijk slechts 45% van de boeren een optimaal oogsttijdstip behaalt bij snijmaïs. Kort gezegd betekent dat, dat meer dan de helft of te vroeg of te laat oogst, wat elk voor verschillende problemen zorgt.’
Wat is dan het optimale oogsttijdstip?
‘Wat ons betreft ligt het optimale oogsttijdstip voor snijmaïs bij een drogestofgehalte van 32 tot 35%. Als de waarde te ver onder de 32% ligt, is er nog niet voldoende rijping, er ontbreekt zetmeel en door waterverlies gaan oplosbare suiker verloren. Daartegenover staat dat we bij hoge waardes vaak problemen hebben met de korrelbewerking, omdat de korrels te hard beginnen te worden en de techniek niet goed is afgesteld. Een ander negatief aspect wordt gevormd door de problemen bij het aanrijden en de daarmee samenhangende consequenties van broei en schimmelvorming.’
Hoe lukt het me als boer om in de toekomst het optimale oogsttijdstip beter te halen?
‘Er zijn meerdere methodes die effectief zijn. We bieden twee technische methodes aan, om onze klanten dichter naar het optimale tijdstip te leiden. De eerste is via ‘LGlab‘, een klassiek infraroodonderzoek in het laboratorium inclusief drogestofbepaling. Daarnaast hebben we met ‘LG agrility.harvest’ een instrument ontwikkeld, dat het oogsttijdstip via beoordeling van satellietbeelden vroegtijdig en heel precies kan voorspellen. Het systeem loopt inmiddels betrouwbaar in meerdere landen. De klanten geven informatie en standplaats op van hun verschillende percelen en krijgen dan vanaf 1 augustus regelmatige afstanden updates, wanneer het optimale oogsttijdstip is. Als de bedrijven langer van tevoren weten wanneer het verwachte oogsttijdstip is, kan de planning met de loonwerker beter georganiseerd worden. Daarnaast kan het hulpzaam zijn, om in meerdere etappes in te kuilen, de percelen op basis van rijpingsgraad te oogsten en daarmee meer constantheid te hebben gedurende het hele voedingsjaar.’
Dat klinkt interessant! Zijn er nog meer technische innovaties?
‘Aanvullend aan ‘LG agrility.harvest’ hebben we ‘LG agrility.yield’. Daarbij wordt aan de hand van satellietbeelden aanvullend naast het oogsttijdstip nog de te verwachten oogsthoeveelheid voorspeld. Het aantal tonnen vers product kan met een precisie van plus of min een ton per hectare voorspeld worden. Dat geeft klanten vroegtijdig planningszekerheid met betrekking tot hun opbrengst, dus kunnen ze vooraf bepalen of ze ruwvoer moeten kopen of wellicht ruwvoer kunnen verkopen.’
Wat voor innovaties staan er nog meer in de startblokken?
‘We zijn permanent aan het onderzoeken en ontwikkelen. Sinds 1997 hebben we bij LG gemiddeld elke drie tot vier jaar innovaties voortgebracht, die het bedrijf richtinggevend hebben verbeterd. We proberen daarbij evenveel vooruitgang te boeken in drie zuilen: kweek en genetica, dienstverlening en interne opleiding. De landbouw ontwikkelt zich sneller dan ooit tevoren en dat op alle fronten. Je hebt de acceptatie in de maatschappij, de bedrijfsstructuren blijven veranderen en er zijn steeds meer opgaves, zoals bijvoorbeeld methaanuitstoot of stikstofverordeningen. En dan is er nog de klimaatverandering, die ons dwingt om anders te denken, want we zullen in de toekomst planten met veel opbrengst nodig hebben, die tot hun recht moeten kunnen komen met de veranderende stressfactoren. Eén ding staat daarbij vast: de uitdagingen en mogelijkheden zijn nu interessanter dan ooit.’ l