Ruwvoer: de basis van een rantsoen dat recht doet aan herkauwers!

Het grootste talent van een melkkoe is om structuurrijk ruwvoer, dat niet verteerbaar is voor mensen, om te zetten in hoogwaardige levensmiddelen als melk en vlees. Wat is eigenlijk ruwvoer? Hoe krijg je een maximale ruwvoerkwaliteit? En klopt het dat het rendabeler is om meer melk uit ruwvoer te produceren? De antwoorden op deze vragen krijgen we van drie experts uit de sector: Dr. Norbert Göres (veearts en voedingsexpert bij Sano – Moderne Diervoeding), Gordon Marley (Global Silage Support Lead bij Alltech) en Martin Cazot (Marketing- en maisteeltexpert bij Limagrain).

JACQUES BERNARD, CHRISTINE MASSFELLER

De definitie van ruwvoer is heel complex, en wordt al naar gelang de persoon of regio zeer verschillend geïnterpreteerd. Ruwvoer kan derhalve veel zijn: aan de ene kant vezelrijk voer, dat werkt als structuur, en niet geschikt is voor menselijke consumptie. Of op het eigen bedrijf geproduceerd voer, waarvan de energiewaarde onder de 7,0 MJ NEL/kg ds ligt. Voor de een is het al dubieus om stro tot ruwvoer te rekenen, terwijl andere componenten als bierbostel, perspulp en aardappelen er wel bij horen. De meesten zullen het er wel over eens zijn, dat gras in al zijn vormen tot ruwvoer behoort. Maar: is een weide met kort gras met 22% ruw eiwit, 15% suiker en nauwelijks vezels, wel een ruwvoercomponent? Aan de hand van deze voorbeelden ziet u al hoe complex het thema in de praktijk is, en wij willen niet voorschrijven wat goed of slecht is. Wat we weten is dat ruwvoer de basis is voor een rantsoensamenstelling om een gezonde pensfunctie en een zo hoog mogelijke voerefficiëntie te realiseren, die geschikt is voor herkauwers. Het thema diergezondheid moet daarbij altijd centraal staan, want die is rechtstreeks gekoppeld aan de productiebereidheid en zodoende ook aan de rendabiliteit. Wat dat laatste betreft, daarvoor geldt de IOFC (Income Over Feed Cost) als belangrijkste parameter voor een objectieve beoordeling. Hoe meer opbrengsten er overblijven na aftrek van de voerkosten, hoe lager bijvoorbeeld ook de voerkosten per kg melk worden; daarom moet je je ook niet alleen blind staren op de kosten per koe per dag of de kosten per kg droge stof. De grootste uitdaging bij de voeding is altijd om onder de anatomische omstandigheden van een “ruimtelijk beperkt” volume van de verteringsorganen, met name van de pens, zoveel mogelijk benutbare voedingsstoffen ter beschikking te stellen in de vorm van voer. ‘De kunst van het bereiken van hoge voeropnames, is afhankelijk van de constantheid en evenwichtigheid van de voeding, alsmede van de kwaliteit en verteerbaarheid van de voercomponenten,‘ vertelt Dr. Göres. Om dat te bereiken moet u zich niet teveel blind staren op een ander punt: gram krachtvoer per kg droge stof of gram krachtvoer per kg melk. Bij deze parameters is er geen algemene richtwaarde. Voor een objectieve, economische waardering van de voeding zijn deze kengetallen helaas volledig ongeschkt. In het geval van een voeding die voldoet aan de behoefte, zal uw veestapel het gevoerde rantsoen met een hoge efficiëntie omzetten in productie. En dat bij maximale diergezondheid, wat u dan terug zult zien in een hogere IOFC. Juist in deze tijd moet beproefd worden of ruwvoer waar voor uw geld geeft. Weet u hoeveel uw ruwvoercomponenten kosten per kg droge stof? Zo niet, rekent u dan de kosten eens tot in detail uit. Vooral graskuil kan afhankelijk van verkaveling, pachtprijs, maaifrequentie, bemesting en eigenmechanisatie snel in de richting van €0,20 per kg droge stof gaan. Als u veel eigenmechanisatie heeft en alles of voor het grootste deel zelf uitvoert, denk dan aan de gelegenheidskosten. De consequenties, als bijvoorbeeld tijdens de landwerkzaamheden een deel van de stalwerkzaamheden niet of minder precies worden uitgevoerd, zijn vaak aanzienlijk en ook het vastgelegde kapitaal kan wellicht op een andere plaats eventueel beter benut worden. Als we aannemen dat uw graskuil €0,20 per kg droge stof kost, kan het als het om de energie gaat, bij de huidige graanprijzen, heel goed lonend zijn om een iets hoger krachtvoerverbruik te hebben. We willen u vanaf hier echter geen aanbevelingen geven, in hoeverre u ruw- of krachtvoer in moet zetten. In plaats daarvan willen we u aanmoedigen om uw individuele situatie – met de bij u op het bedrijf verantwoordelijke personen – in kaart te brengen, in hoeverre u ruimte hebt om te optimaliseren. Het belangrijkste is dat de kwaliteit van de voercomponenten en hoogkwalitatief ruwvoer zich onderscheidt door goede gehalten, een hoge verteerbaarheid en een excellente hygiëne.

VOORBEREIDING

Vanaf hier beperken we ons tot de productie van gras- en maissilage en de experts zijn het erover eens, dat daarvoor een goede vaktechnische inkuilpraktijk doorslaggevend is. ‘Het doel is om van het veld naar de voergang zo weinig mogelijk kwalitatieve en kwantitatieve verliezen te moeten incasseren,‘ aldus Marley, die onderstreept dat een goede voorbereiding van groot belang is. Daartoe behoren de juiste soortenkeuze, schone en hele silo’s, geschikte afdekmaterialen (kuilplastic, -beschermzeilen en - zakken), de juiste inkuilmiddelen alsmede de coördinatie tussen alle betrokken personen en het volgen van het weerbericht.

OOGST

Het oogsttijdstip van gras hangt vooral af van factoren als soort, groeistadium en tijdstip van de laatste bemesting. Die zouden met een teeltadviseur besproken moeten worden, om het beste tijdstip te vinden, zodat een hoge kwaliteit ook in de gewenste hoeveelheid ter beschikking komt. Aansluitend geldt het om de voordroogperiode zo te kiezen dat het drogestofgehalte van het gras daarna tussen de 30 en 35% ligt. Om dat zo goed mogelijk te bereiken, spelen factoren als hoe laat op de dag gemaaid wordt, alsmede de zonuren per perceel een rol. Bij het inkuilen van snijmais zijn er eveneens voorwaarden die volgens Cazot in acht genomen moeten worden: ‘Het optimale oogsttijdstip van snijmais ligt bij een drogestofgehalte van 32 tot 35%, zodat het zetmeel optimaal ontwikkeld is, geen oplosbare suikers door waterverliezen afgevoerd worden en een goede verdichting bereikt wordt. Met ‘LG agrility.harvest‘ en ‘LG agrility.yield‘ hebben we bij Limagrain twee instrumenten, die aan de hand van satellietbeelden vroegtijdig het precieze oogsttijdstip en de oogsthoeveelheid kunnen voorspellen. Daardoor kan zowel de organisatie met de loonwerker, als de planning van de hoeveelheid voer voor het hele jaar vroegtijdig beginnen.‘ Om weinig verontreiniging in het kuilvoer te krijgen, geldt voor beide componenten dat voldoende hoog gemaaid moet worden en de hakselkwaliteit permanent bewaakt wordt. ‘Om selectie aan het voerhek te vermijden, is een homogene deeltjeslengte belangrijk, alsook dat het rantsoen niet snel te kort wordt voor een koe. Deeltjes van meer dan 4 mm werken al als structuur in de pens. Er moet in de praktijk echter wel op gelet worden dat de snijlengte bij vochtigere kuilen niet te kort mag worden, omdat anders het afglijden of uit elkaar breken van de kuilbult dreigt,‘ zegt Dr. Göres. Bij de maisoogst moet er bij de hakselkwaliteit op gelet worden dat er per liter maissilage maximaal twee gehalveerde maiskorrels gevonden worden; bij een groter aandeel maiskorrels moet de hakselaar aangepast worden en met name de korrelkneuzer.

SILEERPROCES

De eerste stap van een goed inkuilproces is de verdichting. Daartoe is het belangrijk om het hakselgoed in dunne lagen over elkaar aan te brengen en vast te rijden. Het totaalgewicht van alle walsvoertuigen moet daarbij overeenkomen met een derde van het gewicht aan oogsthoeveelheid, die per uur wordt aangevoerd. Bij een optimale verdichting wordt zuurstof uit de kuil geperst en wordt verhinderd, dat na het openen van de kuil dat snel weer binnen kan dringen via het snijvlak. In de praktijk is vaak te zien dat met name de randen niet genoeg verdicht zijn; die verdienen bijzondere aandacht, zodat geen voerkwaliteit verloren gaat. Na afloop van de oogst is het doorslaggevend, dat de kuil onmiddellijk luchtdicht wordt afgedekt. Daardoor kunnen aerobe bacteriën, dus die luchtzuurstof nodig hebben, zich niet verder vermeerderen. Anaerobe bacteriën, waartoe ook de gewenste melkzuurbacteriën behoren, krijgen de overhand en laten de pH-waarde dalen, wat belangrijk is voor een stabiele kuil. Uit de suikers worden azijn- en melkzuren gevormd. Om de vorming van melk- en azijnzuren en daarmee de effectieve conservering en opslagstabiliteit te ondersteunen, zijn er talloze hoogwaardige inkuilmiddelen op de markt, zoals bijvoorbeeld Egalis van Alltech of de Labacsil-productserie van Sano.

‘Het doel is om van veld tot voergang weinig kwalitatieve en kwantitatieve verliezen te moeten incasseren‘

Uiteindelijk zijn alle experts het erover eens: om een goede kuil te maken, moeten de betreffende limiterende factoren gevonden worden, en moeten doelen gesteld worden, om die te verbeteren. Al naar gelang productieniveau zijn dat verschillende factoren; bij een bedrijf dat nog veel verbeteringsruimte heeft bij het praktische inkuilen, is de soortenkeuze wellicht niet de meest limiterende factor. Bij een hoogproductief bedrijf kann de soortenkeuze echter wellicht nog eens 500kg melk per koe per jaar extra mogelijk maken.

MyDairyS

Om in de toekomst de verbanden tussen kuilen, voerrantsoenen, melkproductie, vruchtbaarheid en diergezondheid beter te kunnen begrijpen, heeft het softwarebedrijf MyDairyS een programma ontwikkeld voor boeren en adviseurs, dat we in HI’s augustusnummer nader onder de loep zullen nemen.

Uniek Holstein-evenement: de allereerste internationale online bedrijfsgroepencompetitie
Gloednieuwe KI-organisatie Showbox Sires wint snel aan mondiale bekendheid
Adolf Langhout: ‘Elite Holsteins ontwikkelen begint telkens met een embryo’